Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet

 

Artikel 37
1
De buitengewone pensioenen en de garantietoeslagen worden maandelijks voldaan.
2
De eerste termijn wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen dertien weken na de toekenning, uitgekeerd.
3
Indien de eerste termijn niet binnen dertien weken wordt uitgekeerd is de Raad de belanghebbende rente verschuldigd. De wijze waarop het bedrag van de verschuldigde rente wordt bepaald, wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
4
Indien de door belanghebbende verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor het vaststellen van het bedrag van de eerste termijn, verzoekt de Raad de belanghebbende deze gegevens en bescheiden alsnog te verstrekken. De periode van dertien weken, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt in zodanig geval opgeschort met ingang van de dag waarop de Raad vorenbedoeld verzoek heeft gedaan tot de dag waarop de gegevens en bescheiden zijn verstrekt.
5
De termijnen van een buitengewoon pensioen en van een garantietoeslag, welke niet zijn ingevorderd binnen een jaar na de eerste maand, waarin de uitkering daarvan had mogen plaats hebben, worden niet meer uitbetaald, tenzij de belanghebbende ten genoegen van de Raad kan aantonen, dat het overschrijden van die termijn het gevolg is geweest van omstandigheden, van zijn wil onafhankelijk.
6
Het betaalbaar stellen van een buitengewoon pensioen en van een garantietoeslag door de Raad geschiedt op dezelfde voet als het betaalbaar stellen van de pensioenen ten laste van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •